Het volgende artikel somt een aantal bezwaren op tegen het initiatiefswetvoorstel van de VVD-er Luchtenveld over gelijkwaardig ouderschap en werd op 8 december 2005 in de Volkskrant geplaatst.

De nieuwe wet beoogt beter doortimmerd te zijn, daar dit wetsvoorstel van Luchtenveld door de Eerste Kamer op die grond werd afgewezen. In essentie komt de nieuwe wet op hetzelfde neer; de onderstaande argumenten blijven dan ook grotendeels geldig.

 OPGELEGDE OMGANG BEVESTIGT MACHTSONGELIJKHEID

De Tweede Kamer heeft het initiatiefwetsvoorstel van VVD-Kamerlid Luchtenveld over scheiding en ouderschap aangenomen. Dit voorstel verplicht scheidende ouders om voor het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding samen een 'Ouderschapsplan' op te stellen, waarin als wettelijk vereiste een zorg- en omgangsregeling moet zijn opgenomen. Partijen kunnen niet scheiden als die regeling ontbreekt. De rechter kan in dergelijke gevallen besluiten de procedure aan te houden en er bij partijen op aandringen mee te werken aan mediation om alsnog tot afspraken over zorg en omgang te komen.

Uitgangspunt van het wetsvoorstel vormt het aanboren van het 'zelfoplossend vermogen' van ouders en het terugdringen van het aantal gerechtelijke procedures. Op het eerste gezicht lijkt dit gedachtegoed als eigentijds en vooruitstrevend toe te juichen.
Maar als juristen werkzaam op het gebied van het familierecht vragen wij ons af of het aangenomen voorstel recht doet aan die gevallen waarin de echtscheiding minder harmonieus verloopt.
Bijvoorbeeld daar waar de echtscheiding het gevolg is van huiselijk geweld waaruit 1 van beide ouders (veelal de moeder) met de kinderen poogt te vluchten.
In ons land wordt ruim 1 op de 5 vrouwen slachtoffer van geweld gepleegd door haar mannelijke (ex-)partner. Zeker 40 duizend kinderen per jaar lopen hierdoor ernstig trauma op, met alle maatschappelijke kosten van dien. Bovendien veroorzaakt het getuige zijn van het partnergeweld bij een deel van hen, zeker in de leeftijd van 0 tot 4 jaar, blijvende hersenbeschadiging.

In dergelijke situaties kan men vraagtekens plaatsen bij de verplichting voor partijen om samen een ouderschapsplan op te stellen of om zich tot een mediator te wenden voordat zij hun geschil aan de rechter kunnen voorleggen.
Dit staat op gespannen voet met de visie van de Raad van Europa en de EU, waarin family mediation in situaties van partnergeweld nadrukkelijk ongeschikt wordt geacht vanwege de grote mate van machtsongelijkheid en de onveiligheid die in dergelijke situaties overheerst. Daarbij rijst de vraag of mediation in geval van huiselijk geweld wel zinvol en wenselijk is.
Tussen slachtoffers van huiselijk geweld en pleger bestaat per definitie een ongelijke machtspositie die zich zal vertalen in de uitkomst van de mediation.

Door de toegang tot de rechter afhankelijk te stellen van een vooraf door partijen te sluiten bindende overeenkomst (het ouderschapsplan), wordt bovendien het beginsel van eerlijke procesvoering en vrije toegang tot de rechter, zoals vastgelegd in artikel 6 Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), geschonden.
Daarnaast is het wetsvoorstel in strijd met artikel 8 lid 2 EVRM. Dit artikel, dat het gezinsleven en daarmee het recht op omgang beschermt, bepaalt nadrukkelijk dat dit recht beperkt kan worden indien de rechten en vrijheden van anderen, waaronder het kind, dit vereisen.
Het wetsvoorstel gaat hieraan voorbij door omgang te verklaren tot een onaantastbaar recht van de niet-verzorgende ouder en tot een absolute plicht van het betrokken kind en diens verzorgende ouder.

Ook bevat het wetsvoorstel andere onwenselijke wijzigingen.
Zo wordt de verplichte procesvertegenwoordiging bij echtscheiding door advocaten geschrapt waardoor het beginsel van equality of arms wordt geschonden. Juist slachtoffers van huiselijk geweld behoeven juridische bijstand om de verstoorde machtsbalans te herstellen. Daarnaast wordt de noodzakelijke rechterlijke toetsing ernstig beperkt, terwijl die juist in deze gevallen - waarin de belangen en veiligheid van kinderen in het geding zijn - zo hard nodig is.
Tevens worden de huidige wettelijke ontzeggingsgronden voor omgang, geformuleerd om het kind te beschermen tegen alle vormen van geweld, buiten toepassing geplaatst.
Omgang wordt daardoor een absoluut recht van de niet verzorgende ouder. Dit is een onjuist uitgangspunt; niet het recht van de ouder maar het belang van het kind moet voorop staan. Het voorstel bepaalt ook dat deze verplichte omgang, ongeacht de leeftijd van het kind, minimaal twee etmalen per veertien dagen plaats heeft.
De zorgbehoeften in de verschillende leeftijdscategorieen blijven hierdoor buiten beschouwing. Ten slotte wordt de verzorgende ouder verantwoordelijk gesteld voor het waarborgen van een 'Goed contact' tussen het kind en diens uitwonende ouder, ongeacht de vraag of dat contact het kind schaadt.

Organisaties als Fathers 4 Justice, SOS Papa en de Dwaze Vaders hebben de afgelopen jaren de indruk gewekt dat vaders er bij de vaststelling van omgangsregelingen bekaaid vanaf komen en moeders alles in het werk stellen om omgang te frustreren.
In 75 tot 80% van de gevallen komen partijen er echter, al dan niet met tussenkomst van de rechter, uit en treffen zij een omgangsregeling die in het belang is van het kind. Bij de overige 20 tot 25% is het soms de rechter die de omgang tussen vader en kind ontzegt; soms wenst de uitwonende vader geen omgang; en soms is er sprake van complexe problemen. Dat vaders en masse door weigerachtige moeders worden belemmerd hun kinderen te zien, is een door voornoemde belangenorganisaties in het leven geroepen fictie.

Er doen zich weliswaar situaties voor waarbij de verzorgende ouder, zonder werkelijke reden, de omgang frustreert. Maar dit is een marginale groep die de voorgestelde, zeer ingrijpende en met het internationale recht strijdige wetswijzigingen niet rechtvaardigt. Het wetsvoorstel vormt een aanzienlijke verslechtering voor de rechtspositie van kinderen en van slachtoffers van huiselijk geweld.

Wanneer de Eerste Kamer niet ingrijpt, zal het familierecht letterlijk plaats gaan maken voor het recht van de sterkste!

Gabbi Mesters, Berna Kramer en Doef van Kempen zijn advocaat te Amsterdam. Sara Etty is lid van het bestuur van het Proefprocessenfonds Clara Wichmann

Bron: Volkskrant 8 december 2005