De veranderingen in het recente familierecht staan niet op zichzelf. Er wordt nu anders gedacht over rollen binnen het gezin dan pakweg 100 jaar geleden.

Die denkbeelden hebben ook invloed op de wetgeving na de beëindiging van een samenlevingsverband.

Er is vanaf de jaren '50 decennialang gepleit voor een eerlijker verdeling van de taakverdeling binnen het gezin. Mannen zouden zich meer met de kinderen moeten bemoeien; vrouwen zich meer richten op een carriere in de maatschappij.

In de praktijk blijkt daar minder van terechtgekomen te zijn dan gehoopt.
Vrouwen hebben welliswaar massaal het nut ingezien om financieel onafhankelijk te geraken van de kostwinner, maar hun huishoudelijke en opvoedkundige taken blijken in verreweg de meeste gevallen maar zeer gedeeltelijk te zijn overgenomen door hun partner.

Desondanks is ergens in de tweede helft van de vorige eeuw het concept van de 'zorgende vader' ontstaan. Daarnaast is ook in die periode het aantal echtscheidingen sterk toegenomen.

De zorgende vader die de verregaande individualisering niet aan zich voorbij wilde laten gaan en onder het vaandel van 'persoonlijke groei' en 'autonomie' koos voor een 'onafhankelijk' bestaan en vrouw met kind liet zitten, kwam tot de conclusie dat de rechter zijn rechten op z'n kroost anders inschatte dan hij zelf.

Het was een kwestie van tijd voordat deze lotgenoten hun krachten bundelden en het hen aangedane onrecht - of liever gezegd: het hun kinderen aangedane onrecht - ter discussie stelden.

Nederland werd in 1994 opgeschrikt door de actie van Joep Zander in Zwolle, die de rechter die zijn omgangsregeling had opgeschort, ervan beschuldigde dat op 'zeer discriminerende wijze' gedaan te hebben.

In de daarop volgende periode werden ook de Arnhemse rechtbank, een (door vrouwen gerund) advocatenkantoor in Enschede, de raad voor de Kinderbescherming en het hoofdkantoor van de PvdA met een bezoek vereerd.

Het meest tot de verbeelding sprak echter zijn actie in oktober '95 toen hij naar aanleiding van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming over zijn persoon in hongerstaking meende te moeten gaan.

Voor hemzelf hebben die acties weinig veranderd; de rechterlijke macht of de betrokken instanties hebben hun oordeel over hem naar aanleiding van die acties niet gewijzigd.

Wel was hij met zijn acties een belangrijke wegbereider en inspirator voor de bezoekers van de bijeenkomst die van 25 tot 31 juli 1999 in het Franse plaatsje Langeac werd gehouden.

Op die bijeenkomst waren een aantal organisaties bijeen, die met elkaar gemeen hebben dat het hen binnen het destijds heersende familierecht onmogelijk werd gemaakt hun recht te halen. Deze vaders vonden elkaar op een aantal uitgangspunten:

Beide ouders moeten een gelijke status voor de wet ten opzichte van het kind toegewezen krijgen en overheidsinstanties dienen zich nergens mee te bemoeien anders dan in gevallen van zware mishandeling van de kinderen.

Elk kind moest bovenal het recht krijgen om - ongeacht de situatie - contact te hebben met zijn ouders.

De vraag die te weinig gesteld wordt, is of met de term 'kinderrechten' in deze discussie niet eigenlijk 'vaderrechten' worden bedoeld. In 85% van de gevallen gaat het immers over omgang tussen de vader die het gezin achterlaat, en diens kind.
De vaderlobby heeft zich op deze manier slim in de markt gezet: als beschermer van de rechten van het kind - papa als slachtoffer en superheld.

Hun ex-partners hebben daar doorgaans een heel andere kijk op.

Wie de pagina over de juridische ontwikkelingen heeft gelezen, zal het duidelijk zijn dat deze punten de nodige indruk gemaakt hebben in de Europese politiek. Inmiddels is de wetgeving in Frankrijk en België al veel verder dan in Nederland aangepast in de richting die in deze verklaring wordt voorgestaan.

De term 'gelijkwaardig' klinkt natuurlijk ook mooi - en kinderen hebben ook rechten.

In heel Europa zien we een tendens waarbij 'intellectuelen' bij extreem links en extreem rechts het gedachtengoed van de vaderlobby omarmen. Het bewezen onjuiste verhaal van de vaderlobby, dat er niets van kinderen terecht komt als zij hun biologische vader niet zien, blijkt dus vooral aantrekking te hebben bij partijen die hun ideologie belangrijker vinden dan de nuance.

De keuze van de Nederlanders voor meer extreme opvattingen bij de laatste verkiezingen heeft de zaak van moeders, die onder de druk van hun ex-partner leven, weinig goed gedaan.

Het blijft desondanks toch opmerkelijk dat de rationalisaties van het ongelijk van deze vaders, hun verongelijkte acties en de doorzichtige argument van de 'kinderrechten', een dergelijke aanhang in de politiek hebben gekregen dat hun eisen nu in wetten worden vastgelegd.