Liever één ouder met gezag dan twee met ruzie

In steeds meer landen is het gebruikelijk dat ouders na scheiding gezamenlijk gezag houden over hun kinderen. In Nederland is dat sinds 1998 bij wet geregeld. Dat zou in het belang van de kinderen zijn. Niet waar, stelt Christina Jeppesen De Boer, die onlangs promoveerde op dit onderwerp. Zij bepleit terugdraaiing van de wet.

Jeppesen De Boer, Deense maar getrouwd met een Nederlander, heeft in haar proefschrift Joint Parental Authority het wetgevingsproces rondom wettelijk ouderlijk gezag in Nederland en Denemarken vergeleken. Ze is verrast door de mediabelangstelling:

'Dat heb ik niet aan zien komen. Het is natuurlijk een emotioneel onderwerp, maar in Denemarken zou ik nooit zoveel aandacht krijgen. Misschien omdat het wetgevingsproces rond de ouderlijk-gezagswet daar al veel eerder sterk in de schijnwerper heeft gestaan. Er waren al veel eerder sociaal wetenschappers van verschillende disciplines en allerlei belangenorganisaties van moeders, vaders en kinderen betrokken bij de adviescommissie. Die commissie kwam uiteindelijk tot een voorstel van een lightversie van opgelegd gezamenlijk gezag; alleen in uitzonderingssituaties, als er geen goede reden was om gezamenlijk gezag aan te vechten, zou de rechter dit alsnog kunnen opleggen. Overigens waren sociologen en kinderorganisaties tegen die lightversie gekant. Toen het Deense parlement tegen hun adviezen in toch unaniem de wettelijke verplichting van gezamenlijk ouderlijk gezag vaststelde, hebben ze zich daar behoorlijk tegen verzet.'

Het Nederlandse wetgevingsproces rondom ouderlijk gezag is anders verlopen?

Ja, hier is het vooral een zaak van juristen. Ik heb niet het idee dat kinderbeschermingsorganisaties zich sterk met de wetsontwikkeling bemoeid hebben. Het Nederlands familierecht is sterk ontwikkeld in het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens - dat is het recht op 'family life'. Dat speelt minder een rol in Denemarken: daar kijkt men meer naar de maatschappelijke context en probeert met 'social engineering' de situatie van ouders en kinderen bij te sturen.

Echtscheiding is sowieso meer gejuridiseerd in Nederland dan in Denemarken. Daar vinden veel administratieve scheidingen plaats, een mogelijkheid die in Nederland helemaal afgesneden zal zijn als het wetsvoorstel over 'Voortgezet Ouderschap' wordt aangenomen. Denemarken is een meer geïndividualiseerd land, met al veel langer een hoog aantal scheidingen. Er is meer ervaring met omgangsrecht en met de efficiënte handhaving daarvan. Er is veel aandacht voor de ellende van de kinderen. Er zijn veel verhalen bekend en programma's verschenen over kinderen die doodsbang worden door die omgangsregelingen.

In de media lees je wel vaak over verdrietige vaders, Fathers4Justice en dergelijke organisaties. En over moeders die hun kinderen weg willen houden bij de vader.

Je leest er wel over, maar die berichtgeving is niet gebaseerd op onderzoek. Het is een hardnekkige mythe dat er zoveel vaders zijn die zelf voor hun kinderen willen blijven zorgen, maar die mogelijkheid niet krijgen. Maar er is te weinig onderzoek in Nederland om die mythe door te prikken.

Wij weten niet hoeveel vaders eigenlijk wel het gezag en de opvoeding van de kinderen op zich wensen te nemen en hoeveel hiervan wel of niet het gezag krijgen. Het idee bestaat dat vaders vandaag de dag een geheel andere rol spelen in het leven van de kinderen en hier graag voor willen vechten - en verder dat moeders in groten getale graag hun kinderen van de vader weg willen houden. Dit zijn mijns inziens mythes die je zou moeten onderzoeken.

Is dat onderzoek er in Denemarken wel?

In Denemarken is veel onderzoek gedaan naar omgangsregelingen en de problemen daarbij. Bij het doorlichten van 75 van de meest gecompliceerde omgangszaken is er maar één zaak gevonden waarbij kon worden vastgesteld dat de moeder zonder geldige reden de omgang bemoeilijkte.

De meeste ouders zijn het er over eens dat de kinderen bij de moeder blijven. Ook in Denemarken, waar de rechter dus niet automatisch een oordeel velt, gaan in 90 procent van de gevallen de kinderen naar de moeder. Dat is ook niet gek in een samenleving waar, net als in Nederland, het grootste deel van de zorg voor de kinderen nog steeds bij de moeders ligt. Slechts tien tot twintig procent van de ouders procedeert daar vervolgens over.

Het is niet zo dat vaders vaak problemen hebben om contact met hun kinderen te houden?

In Nederland heeft 17 procent van de niet-verzorgende ouders na scheiding geen contact meer met de kinderen, in Denemarken 13 procent. Uit Deens onderzoek blijkt dat ongeveer de helft daarvan geen omgang wenst of zoekt. Welk deel van de Nederlandse ouders hun omgangsrecht is ontzegd is niet duidelijk.

We hebben wel cijfers over ouderlijk gezag, het wettelijk gezag dat ouders over hun kinderen hebben. Daar heeft de wetswijziging van 1998 duidelijk effect op gehad. In 1997, voordat de wet voorschreef dat ouders gezamenlijk gezag houden na scheiding, was er in 34 procent van de gevallen sprake van gedeeld ouderlijk gezag. In 2001 was dat 93 procent. Maar hoe die wijziging praktisch uitpakt in Nederland - hoeveel tijd de kinderen bij beide ouders doorbrengen - dat is niet bekend.

Het is wel zo dat je een maatschappelijke beweging ziet in de richting van meer co-ouderschap. Dat zag je ook al in Denemarken vóór de wijziging van de wet vorig jaar, daar was ook al in zo'n 19 procent van de gevallen sprake van co-ouderschap. Maar daar gaat mijn proefschrift niet over: ik heb het over gezamenlijk gezag, een juridisch concept, terwijl 'co-ouderschap' in Denemarken niet juridisch gedefinieerd is. Gezag en omgang worden vaak gelijkgesteld, maar volgens mij is dat verband niet zo sterk.

Is de verandering in de wetgeving in beide landen naar verplicht gezamenlijk gezag uit die maatschappelijke ontwikkeling te verklaren?

Dat is niet vast te stellen. Overigens was de sterke inzet op gezamenlijk gezag bij de wijzigingen (in 1998 in Nederland en in 2007 in Denemarken) niet zomaar te verwachten op grond van de wetsgeschiedenis. Het was gebaseerd op het idee in Nederland dat ouderlijk gezag 'een mensenrecht' is. In de tijd zie je wel steeds sterker het toenemende belang van gelijkheid tussen vaders en moeders. Maar dat de wet in 1998 daadwerkelijk aangepast werd, kwam doordat men bezig was met de aanpassing van een ander familierechtelijk punt - de gezagskwestie van derden, dus anderen dan de ouders.

De wet van 1998 was ook niet zo duidelijk; het viel niet direct te verwachten dat het eenhoofdig gezag in strikte zin sterk beperkt zou worden door de wet. Dat is een ontwikkeling die in de tijd is gebleken.

De rechters hadden de wet anders kunnen interpreteren?

De Nederlandse wet is vrij onduidelijk - dat is in veel gevallen zo. In Denemarken zijn de regels veel concreter. Er zijn bijvoorbeeld 500 pagina's van secundaire wetgeving met concrete invulling van omgangsrecht. In Nederland vonden de parlementariërs die de wet in 1998 aanpasten, dat het mogelijk moest zijn om zonder uitgebreide motivatie eenhoofdig gezag te verkrijgen. Maar in de wet is het niet heel expliciet verwoord, en in de praktijk heeft de wet anders uitgepakt.

Dat soort onduidelijkheden zit ook in het wetsvoorstel 'Voortgezet Ouderschap'. Daar is sprake van gelijkwaardig ouderschap, maar wat dat precies inhoudt is niet helder. Daar staat ook in dat kinderen wier ouders gezamenlijk gezag hebben, het recht hebben om gelijkwaardig door beide ouders verzorgd en opgevoed te worden. Dat is ook sterk gestoeld op het idee dat de ouders gelijkwaardig zijn.

Het blijft onduidelijk waarom kinderen die juist last hebben van conflictueuze omgangsregelingen, opgezadeld moeten worden met ouders met gezamenlijk gezag. En al die rechtszaken die je sinds 1998 ziet over het gezamenlijk gezag, zijn zeker niet in het belang van het kind. Er wordt te weinig vanuit het kindperspectief naar gekeken.

Gelijkwaardigheid gaat boven het belang van het kind?

Het is soms moeilijk om de ontwikkeling niet zo te lezen dat de gelijkheid van de ouders niet boven het kindperspectief gesteld wordt. Het lijkt mij dat de rechter vanaf 1998 alle vrijheid had om een sterker kindperspectief aan te brengen. Dat is niet gebeurd, en ik ben sceptisch dat dat in de toekomst gaat gebeuren.

Er zijn wel ontwikkelingen in de wetgeving om daar meer aandacht voor te creëren. Het wetsontwerp 'Voortgezet Ouderschap' dat nu voorligt, stelt dat ouders een ouderschapsplan moeten opstellen om scheiding aan te kunnen vragen. Maar wat daarvan het effect voor de kinderen zal zijn is niet duidelijk.

Men heeft niet de criteria om prognoses te maken hoe het zal uitwerken voor het individuele kind. Als je kijkt naar de jurisprudentie in Nederland, vind ik het vrij schokkend dat je in gevallen waar zelfs sprake is van conflict, van geweld zelfs soms, dat er dan toch besloten wordt om het gezamenlijk gezag in stand te houden.

Verwacht je dat je onderzoek nog effect zal hebben op nieuwe wetgeving?

Dat weet je nooit. Een eerder boek over dit onderwerp, De rol van de rechter in de echtscheidingsprocedure van Lenters, wordt wel vaak geciteerd, maar haar visie op de administratieve scheidingsprocedure is niet meegenomen in de wet.

Hoewel mensen vaak verrast zijn door mijn standpunt, kunnen ze het meestal ook begrijpen. Er is ook wel veel kritiek op de beperkte mogelijkheid van eenhoofdig gezag, al zullen er niet veel zijn die net als ik stellen dat je de wet beter kan terugdraaien. Ik heb wel contact gehad met moeders die heel blij waren met mijn opmerking. Bijvoorbeeld iemand die het probleem had dat haar kind een hormonenbehandeling moest krijgen, maar de vader weigert te tekenen. Bij eenhoofdig gezag heb je dat soort situaties niet.

Lara Tauritz Bakker

Gepubliceerd op 9 juni 2008